Details
107 p. : ill.
Besprekingen
Leeswelp
Dahl neemt je meteen mee in zijn verhaal wanneer hij je zijn drie gemene boeren voorstelt: Bolus, Bit en Biet. Bolus, rond van buik, staat in schril contrast met Biet, een magere, lange spriet. Voeg daar nog boer Bits aan toe — ‘zo klein was hij, dat in alle zwembaden van de wereld zijn kin in het ondiepe nog onder water zou hebben gestaan — en je hebt een heerlijk drietal. In een volgend hoofdstuk maken we kennis met de geslepen Meneer Vos die, om zijn gezin te onderhouden, kippen, eenden en ganzen steelt bij de drie boeren. Met geweren, schoppen en verschrikkelijke graafmachines proberen de boeren Meneer Vos en zijn vossengezin uit te schakelen, maar sluw als hij is weet hij hun snode plannen te omzeilen.
Dahl bouwt moeiteloos de spanning op in dit verhaal vol actie, creëert sympathie voor de lepe vos en wars van elke pedagogische boodschap vertelt hij een verhaal waarin stelen niet als moreel slecht wordt voorgesteld. De natuurlijke overlevingsdrang van de vos doet je het welgericht doodbijten van de kippen vergeven.
Dahl gebruikt, zoals we dat van hem gewend zijn, plastische en humoristische omschrijvingen waar kinderen dol op zijn en maakt gretig gebruik van overdrijving als stijlmiddel. Bits ‘leefde van beschuitbollen en ganzenlevers. Hij prakte de levers tot een walgelijke pap en met die pap vulde hij de bolletjes op.’ Biet daarentegen, ‘ging nooit in bad. Hij waste zich zelfs nooit. Zo kwam het dat zijn oren verstopt waren met allerlei viezigheid als oorvet, mest, stukjes kauwgom, dode vliegen en meer van die dingen.’
Quentin Blake geeft Meneer Vos, het enige personage in het verhaal dat aangesproken wordt met meneer, een lange mantel en een sjaal, wat hem wat meer standing geeft. De grote, bange ogen van de kleine vosjes zijn levensecht en zelfs in de snorharen van meneer Vos zit dynamiek. Daarnaast hoef je slechts naar de eerste prent van Bits, Bolus en Biet te kijken om je een volledig beeld te vormen van deze personages.
Een klassieker van de fantastische meneer Dahl die in geen geval in je boekenkast mag ontbreken. [Vanessa Dockx]
NBD Biblion
Pluizer (3)
Elke dag steelt Meneer Vos de lekkerste kippetjes en appelwijn voor het welzijn van Mevrouw Vos en hun vier welpjes. Maar boeren Bolus, Bits en Biet kunnen het niet meer aanzien dat al hun lekkers verdwijnt in de vossenmagen. Ze zullen er alles aan doen om die 'rotbeesten' uit te roeien. Dit is de zesenveertigste druk van het boek dat qua verhaal nog niets ingeboet heeft aan spitsvondigheid en originaliteit, maar qua lay-out misschien iets tekort schiet. In deze editie zijn de tekeningen niet ingekleurd, waardoor het boek minder aantrekkelijk oogt. Maar het verhaal zelf met de ietwat rommelige tekeningen van Quentin Blake erbij blijft aanspreken. Roald Dahl kan spelen met woorden als geen ander, al is zijn taalgebruik niet altijd eenvoudig. Jonge kinderen worden dan ook best voorgelezen. De meer geoefende lezertjes zullen - net zoals alle volwassenen trouwens - genieten van zijn ongeëvenaarde taalcreaties.
Fantastisch om te lezen hoe de fantasierijke Meneer Vos sluwe oplossingen weet te vinden voor zijn problemen. Zijn leven en dat van alle andere dieren op en rond de vossenheuvel, staan immers op het spel.
Het verhaal is niet jong, maar nog altijd jong van geest. Na al die jaren blijft het verhaal boeien en blijft de humor nog steeds overeind. Dat kan enkel een grootmeester verwezenlijken.
De illustraties bij het verhaal zijn van de hand van Quentin Blake. Het zijn warrig ogende pentekeningen die ingekleurd werden met aquarel. Bijna op elke bladzijde vind je één of meerdere illustraties terug. Een meerwaarde voor de jonge lezers of luisteraars, die zich ongetwijfeld geen minuut zullen vervelen bij het lezen of beluisteren van dit boek.
Achteraan in het boek werd er ruimte voorzien om nog wat reclame te maken voor 'De Griezels', een ander meesterwerk van Roald Dahl. Je vindt er ook nog een lijst met al zijn verschenen werken.
Het boek is tegelijk grappig, teder en warm wanneer het over de familie vos gaat. De hebzuchtige boeren worden uiterst gemeen neergezet, zowel wat uiterlijk als karakter betreft. Deze tegenstelling maakt het verhaal zo sterk. De taal is typerend voor Roald Dahl: volwassen met juist gekozen en veelzeggende bijwoorden en bijvoegelijke naamwoorden. Bijvoorbeeld: een beestachtig slecht humeur, dat afschuwelijke ding scheen een elektrisch effect te hebben, gruwelijke, moorddadig uitziende monsters (de graafmachines) ...
De spanning is sterk opgebouwd. Je voelt dat dit een verhaal is om voor te lezen. Het blijft verfrissend!