Sunjata
Sunjata
Sunjata
Nederlands
2008
Vanaf 6-8 jaar
Sunjata is de grootste koning van een eeuwenoude dynastie en verenigt verschillende volkeren. Eigentijdse bewerking van het Afrikaanse eeuwenoude heldenepos Sunjata, dat vertelt over de geboorte van het land Mali. Met kleurentekeningen en vertelling met aanstekelijke muziek op twee cd's. Van ca. 8 t/m 10 jaar.
Details
Onderwerp
Afrika
Extra onderwerp
Afrikaanse mythen en sagen,
LUI,
liedjes,
Mythen, sagen en volksverhalen,
prentenboeken,
mythen,
Luisterboeken ; jeugd [ BOEK met CD ],
verhalen,
West-Vlaanderen ; kinderliteratuur ; 2008,
Nederlandstalige kinderliteratuur ; 2001-2010,
luisterboeken,
musicals,
mythen, sagen en legenden,
Luisterboek; Afrika,
Mali; Luisterboek,
Luisterboek; Afrikaanse sprookjes,
Luisterboek; mythes,
Luisterboek; Afrikaanse fabels,
Muziek (jongeren verhalend),
Cd-boek,
Luisterboeken (jeugd),
Afrikaanse mythen en sagen (jeugd),
Afrika (jeugd verhalend),
Afrikaanse mythen en sagen (jeugd verhalen),
Sprookjes (jeugd),
hoorspel jeugd ; sagen en volksverhalen; Mythen; Afrika; Luisterboeken; Mali,
EMBR ; Afrikaanse mythen en sagen
Minder
Titel
Sunjata / bew. door Pieter Embrechts; verteld door Pieter Embrechts, Dimitri Leue, Warre Borgmans ... [et al.]
Uitvoerder
Pieter Embrechts
Verteller
Warre Borgmans
Verteller
Dimitri Leue
Illustrator
Sabien Clement
Taal
Nederlands
Uitgever
Tielt: Lannoo, 2008
40 p. + 2 cd's
40 p. + 2 cd's
ISBN
9789020972597
Besprekingen
Leeswelp
Ik word er zo triest van, waarom moet alles altijd zo vrolijk zijn? Waarom moet een oud, waardevol…
Ik word er zo triest van, waarom moet alles altijd zo vrolijk zijn? Waarom moet een oud, waardevol epos zo nodig opgeleukt worden met onnozele stukjes en vulgariteiten? Het is toch niet omdat je een kakkewiet bent geweest dat je tot in de eeuwigheid moppen moet tappen over scheten en dikke poepen?
Nochtans heeft Pieter Embrechts duidelijk vanuit bewondering het eeuwenoude West-Afrikaanse orale epos Sunjata bewerkt tot een jeugdvoorstelling, eerst als musical in de multimediale storm W@=D@, nu als luisterspel. Hij houdt daarbij vrij veel over van het originele verhaal over de 13e-eeuwse koning Sunjata, die eigen tekortkomingen en tegenslagen overkwam, die de woeste veroveraar Sumauro versloeg, en zo een eerste groot West-Afrikaans rijk (Mali) stichtte. In het Westen is dit epos, dat in talrijke versies verteld wordt bij verschillende gemeenschappen in West-Afrika, vooral bekend van de proza-vertaling van D.T. Niane, voor het eerst verschenen in 1960. In de 'Bibliotheca Africana' (Elmar) verscheen een Nederlandse vertaling van een mondelinge overlevering, maar met zijn vele orale kenmerken leent deze versie zich minder gemakkelijk tot een bewerking. Uit de versie van Niane schrapt Embrechts een aantal figuren en verwikkelingen, alsook alle verwijzingen naar de islam en de socioculturele context van het verhaal. Bij Embrechts is het epos Sunjata geen verklaringsmythe meer, maar leuke Afrikaanse folklore die onze Vlaamse kinderen moet doen inzien dat ook Afrikanen sterke verhalen en geschiedenis hebben. Embrechts vertelt "de geboorte van een land", terwijl het Mali-rijk van Sunjata heel andere grenzen kende dan het huidige Mali. Maar al deze vereenvoudigingen van het originele verhaal zijn best nog aanvaardbaar vergeleken met de stukjes die werden toegevoegd. Die stukjes, in hoofdzaak bedoeld om het verhaal op te leuken, verstoren het evenwicht en de toon van de voorstelling.
Het begint nochtans veelbelovend. Embrechts behoudt de traditionele, meta-narratieve inleiding door de griot (volksverteller in West-Afrika). Hij kondigt het verhaal en het belang ervan aan, en vertelt over de knappe koning Keita die hevig verlangt naar een zoon. Onderstreept door aanstekelijke West-Afrikaanse deuntjes blijft de voorstelling boeien tot wanneer de jagers Wulani en Wulantamba hun intrede doen. Deze cruciale passage in het epos wordt bij Embrechts pure kolder, waarbij plots overgeschakeld wordt naar dialecten en tussentaal, hoempamuziek, flauwe humor en liedjes ("hoe ha hoe ha zo doen de jagers da"), overdreven stemeffecten en clichématige wendingen. Showtime, dacht Embrechts wellicht, om de aandacht van de kinderen vast te grijpen, maar het zijn allemaal wel goedkope effecten. Het verhaal wordt hier ook onnodig veranderd: het zou door 'pesten' zijn dat de heks Do Kamisa zich als mensendodende buffel manifesteert. Het is het eerste hedendaagse motief dat de vertelling wordt binnengebracht, later komen daar nog bij 'lelijkheid', 'geld brengt geen geluk', 'vluchtelingen' en de multiculturele samenleving (allemaal samen het lied van Sunjata: "maar er is één ding dat alle mensen willen, dat het leven leuk is dat het leuk is om te leven!"). Die hedendaagse accenten zouden geen probleem vormen als ze niet zo abrupt werden ingebracht en zo flauw werden uitgewerkt.
Vanaf de passage over de jagers hinkt de voorstelling steeds op twee benen en raakt ze uit balans. Zo wordt er eerst eens goed gelachen met de lelijkheid van Sogolon (de moeder van Sunjata), en mag zij even later een tranentrekker zingen over lelijkheid en schoonheid vanbinnen. De drie tovenaressen die Sunjata moeten doden, stelt Embrechts voor als viswijven die voortdurend boeren en scheten laten. En Sumauro, de grote slechterik van het verhaal, laat ook al vieze winden. Muzikaal gaat de voorstelling ook serieus uit de bocht. Het wereldbalorkest Wawadadakwa wendt verschillende genres aan, van reggea tot hardrock, maar steeds clichématig en vooral schreeuwerig. De liedjes op de tweede cd deden mij onaangenaam denken aan die typische rockmusicals uit de jaren '70. Na een tijdje heb je het gevoel eerder naar een adolescentenrevue te luisteren dan naar een waardig luisterspel over de grote West-Afrikaanse koning. Steeds goedkopere rijmen ("dag bloemist, oewist?" spant wel de kroon), abrupte overgangen, nodeloze intermezzo's voor wat meer leute, en een te snelle afwikkeling van het verhaal (op vijf minuten wordt het geval Sumauro effe gefikst).
Sunjata is natuurlijk een complex, volwassen epos, maar dat het mogelijk is deze vertelling te bewerken tot een toegankelijk, evenwichtig product voor de jeugd bewees de Amerikaan David Wisniewski al in 1992 met zijn prentenboek Sundiata: lion king of Mali. Zijn verhaal was elegant, zijn illustraties, collages van uitgeknipt papier, verwezen naar West-Afrikaanse textielpatronen. Pieter Embrechts had het in zich om ook een waardige, evenwichtige bewerking te maken van Sunjata, zoals blijkt uit de aanloop, en ook wel uit enkele latere passages. Maar hij koos voor de leute en goedkope effecten. Qua illustraties kan deze publicatie zich wél meten met die van Wisniewski. Op de pagina's tussen de twee cd's maakt Sabien Clement bij ongeveer elke scène een illustratie. Ze transponeert haar gebruikelijke fijne en buigzame figuurtjes naar een West-Afrikaanse context via allerlei culturele verwijzingen en fel gekleurde achtergronden. De baobab, maggi-blokjes, West-Afrikaanse maskers en kunstmotieven, vrouwen die van alles op hun hoofd dragen, kalebassen en grote kommen figureren op de meeste prenten. Vele prenten zijn druk met situaties, personages, dieren, humoristische en anachoristische details. Deze illustraties lezen als pagina's uit een stripverhaal. Het wordt af en toe ook wat kolderesk, maar toch niet plat zoals bij Embrechts. Dramatische wendingen in het verhaal tekent Clement anders: geen grote hoeveelheid details meer, maar close-ups van mensen of lichaamsdelen met monochrome, vaak donkere achtergrondkleuren die de aandacht volledig op het drama trekken. In vergelijking met Embrechts toont Clement zich een veel waardiger bewerker van het Sunjata-epos. [Chris Bulcaen]
Nochtans heeft Pieter Embrechts duidelijk vanuit bewondering het eeuwenoude West-Afrikaanse orale epos Sunjata bewerkt tot een jeugdvoorstelling, eerst als musical in de multimediale storm W@=D@, nu als luisterspel. Hij houdt daarbij vrij veel over van het originele verhaal over de 13e-eeuwse koning Sunjata, die eigen tekortkomingen en tegenslagen overkwam, die de woeste veroveraar Sumauro versloeg, en zo een eerste groot West-Afrikaans rijk (Mali) stichtte. In het Westen is dit epos, dat in talrijke versies verteld wordt bij verschillende gemeenschappen in West-Afrika, vooral bekend van de proza-vertaling van D.T. Niane, voor het eerst verschenen in 1960. In de 'Bibliotheca Africana' (Elmar) verscheen een Nederlandse vertaling van een mondelinge overlevering, maar met zijn vele orale kenmerken leent deze versie zich minder gemakkelijk tot een bewerking. Uit de versie van Niane schrapt Embrechts een aantal figuren en verwikkelingen, alsook alle verwijzingen naar de islam en de socioculturele context van het verhaal. Bij Embrechts is het epos Sunjata geen verklaringsmythe meer, maar leuke Afrikaanse folklore die onze Vlaamse kinderen moet doen inzien dat ook Afrikanen sterke verhalen en geschiedenis hebben. Embrechts vertelt "de geboorte van een land", terwijl het Mali-rijk van Sunjata heel andere grenzen kende dan het huidige Mali. Maar al deze vereenvoudigingen van het originele verhaal zijn best nog aanvaardbaar vergeleken met de stukjes die werden toegevoegd. Die stukjes, in hoofdzaak bedoeld om het verhaal op te leuken, verstoren het evenwicht en de toon van de voorstelling.
Het begint nochtans veelbelovend. Embrechts behoudt de traditionele, meta-narratieve inleiding door de griot (volksverteller in West-Afrika). Hij kondigt het verhaal en het belang ervan aan, en vertelt over de knappe koning Keita die hevig verlangt naar een zoon. Onderstreept door aanstekelijke West-Afrikaanse deuntjes blijft de voorstelling boeien tot wanneer de jagers Wulani en Wulantamba hun intrede doen. Deze cruciale passage in het epos wordt bij Embrechts pure kolder, waarbij plots overgeschakeld wordt naar dialecten en tussentaal, hoempamuziek, flauwe humor en liedjes ("hoe ha hoe ha zo doen de jagers da"), overdreven stemeffecten en clichématige wendingen. Showtime, dacht Embrechts wellicht, om de aandacht van de kinderen vast te grijpen, maar het zijn allemaal wel goedkope effecten. Het verhaal wordt hier ook onnodig veranderd: het zou door 'pesten' zijn dat de heks Do Kamisa zich als mensendodende buffel manifesteert. Het is het eerste hedendaagse motief dat de vertelling wordt binnengebracht, later komen daar nog bij 'lelijkheid', 'geld brengt geen geluk', 'vluchtelingen' en de multiculturele samenleving (allemaal samen het lied van Sunjata: "maar er is één ding dat alle mensen willen, dat het leven leuk is dat het leuk is om te leven!"). Die hedendaagse accenten zouden geen probleem vormen als ze niet zo abrupt werden ingebracht en zo flauw werden uitgewerkt.
Vanaf de passage over de jagers hinkt de voorstelling steeds op twee benen en raakt ze uit balans. Zo wordt er eerst eens goed gelachen met de lelijkheid van Sogolon (de moeder van Sunjata), en mag zij even later een tranentrekker zingen over lelijkheid en schoonheid vanbinnen. De drie tovenaressen die Sunjata moeten doden, stelt Embrechts voor als viswijven die voortdurend boeren en scheten laten. En Sumauro, de grote slechterik van het verhaal, laat ook al vieze winden. Muzikaal gaat de voorstelling ook serieus uit de bocht. Het wereldbalorkest Wawadadakwa wendt verschillende genres aan, van reggea tot hardrock, maar steeds clichématig en vooral schreeuwerig. De liedjes op de tweede cd deden mij onaangenaam denken aan die typische rockmusicals uit de jaren '70. Na een tijdje heb je het gevoel eerder naar een adolescentenrevue te luisteren dan naar een waardig luisterspel over de grote West-Afrikaanse koning. Steeds goedkopere rijmen ("dag bloemist, oewist?" spant wel de kroon), abrupte overgangen, nodeloze intermezzo's voor wat meer leute, en een te snelle afwikkeling van het verhaal (op vijf minuten wordt het geval Sumauro effe gefikst).
Sunjata is natuurlijk een complex, volwassen epos, maar dat het mogelijk is deze vertelling te bewerken tot een toegankelijk, evenwichtig product voor de jeugd bewees de Amerikaan David Wisniewski al in 1992 met zijn prentenboek Sundiata: lion king of Mali. Zijn verhaal was elegant, zijn illustraties, collages van uitgeknipt papier, verwezen naar West-Afrikaanse textielpatronen. Pieter Embrechts had het in zich om ook een waardige, evenwichtige bewerking te maken van Sunjata, zoals blijkt uit de aanloop, en ook wel uit enkele latere passages. Maar hij koos voor de leute en goedkope effecten. Qua illustraties kan deze publicatie zich wél meten met die van Wisniewski. Op de pagina's tussen de twee cd's maakt Sabien Clement bij ongeveer elke scène een illustratie. Ze transponeert haar gebruikelijke fijne en buigzame figuurtjes naar een West-Afrikaanse context via allerlei culturele verwijzingen en fel gekleurde achtergronden. De baobab, maggi-blokjes, West-Afrikaanse maskers en kunstmotieven, vrouwen die van alles op hun hoofd dragen, kalebassen en grote kommen figureren op de meeste prenten. Vele prenten zijn druk met situaties, personages, dieren, humoristische en anachoristische details. Deze illustraties lezen als pagina's uit een stripverhaal. Het wordt af en toe ook wat kolderesk, maar toch niet plat zoals bij Embrechts. Dramatische wendingen in het verhaal tekent Clement anders: geen grote hoeveelheid details meer, maar close-ups van mensen of lichaamsdelen met monochrome, vaak donkere achtergrondkleuren die de aandacht volledig op het drama trekken. In vergelijking met Embrechts toont Clement zich een veel waardiger bewerker van het Sunjata-epos. [Chris Bulcaen]
NBD Biblion
G.J. Jolink
Bewerking van het eeuwenoude heldenepos Sunjata, waarin de geboorte van het land Mali wordt verteld…
Bewerking van het eeuwenoude heldenepos Sunjata, waarin de geboorte van het land Mali wordt verteld en verbeeld. Klein, vierkant en kleurrijk boekje met zeer verfijnde, bijzonder originele tekeningetjes, afgewisseld met illustraties in collagetechniek. Hier en daar zijn enige regels tekst opgenomen. Op twee cd's horen we de verteller, de Jali, over Koning Keita, zijn knappe vrouw Tassuma en zijn verlangen naar een zoon. Via vertellingen, dialogen op rijm en liederen met meezingende kinderen worden we deelgenoot van een wereld van vrolijkheid, avontuur en humor, waar plaats is voor allerlei menselijke emoties. Er worden veel grapjes gemaakt. Een en ander wordt begeleid door aanstekelijke muziek, die uitnodigt tot dansen, klappen en meezingen. Op een zeer verrassende en spannende manier versterken verschillende instrumenten, zoals gitaar en saxofoon dit effect. Kinderen zullen zich in dit Afrikaanse verhaal op muziek en vol humor gemakkelijk kunnen laten meenemen en zich ook herkennen in bijvoorbeeld het opwindende lied van de jagers of de melancholie in het gezang van de lelijke prinses. De gelijknamige voorstelling werd bekroond met de Vlaamse Musicalprijs 2007. In dezelfde opzet verschenen uitgaven over 'Pinokkio' en 'De Notenkraker'.* Vanaf ca. 6 t/m 10 jaar.