Een weeshuisverhaal en een avontuur met dieven: het zijn twee klassieke en populaire gegevens die Lindgren aan elkaar koppelt in deze jeugdroman, die oorspronkelijk verscheen in 1956. Net als alle wezen verlangt Rasmus naar pleegouders, maar het zijn steeds brave meisjes met krullen die het weeshuis mogen verlaten, niet de kwajongens met steil haar. Wanneer hij het op een dag ongewild te bont maakt, is zijn angst voor het straffende rietje van juffrouw Havik zo groot dat hij ervandoor gaat. Al de eerste nacht maakt hij in een schuurtje kennis met de vrolijke landloper Paradijs-Oskar, met wie hij vanaf dan optrekt. Hij leert snel hoe je aan centen en eten kunt komen in de boerderijen en dorpen in de omgeving, maar de tweede dag al raken hij en Oskar betrokken in een avontuur met de dieven Lif en Liander. De twee jongens moeten durf betonen tegenover de streken van de dieven en listig zijn tegenover de goegemeente, die de landlopers verdenkt van de diefstallen. Het loopt goed af, en wan…
Lees verder
Een weeshuisverhaal en een avontuur met dieven: het zijn twee klassieke en populaire gegevens die Lindgren aan elkaar koppelt in deze jeugdroman, die oorspronkelijk verscheen in 1956. Net als alle wezen verlangt Rasmus naar pleegouders, maar het zijn steeds brave meisjes met krullen die het weeshuis mogen verlaten, niet de kwajongens met steil haar. Wanneer hij het op een dag ongewild te bont maakt, is zijn angst voor het straffende rietje van juffrouw Havik zo groot dat hij ervandoor gaat. Al de eerste nacht maakt hij in een schuurtje kennis met de vrolijke landloper Paradijs-Oskar, met wie hij vanaf dan optrekt. Hij leert snel hoe je aan centen en eten kunt komen in de boerderijen en dorpen in de omgeving, maar de tweede dag al raken hij en Oskar betrokken in een avontuur met de dieven Lif en Liander. De twee jongens moeten durf betonen tegenover de streken van de dieven en listig zijn tegenover de goegemeente, die de landlopers verdenkt van de diefstallen. Het loopt goed af, en wanneer Rasmus aan het eind bij goedgemutste en rijke boeren mag gaan wonen, kiest hij toch voor de arme, maar vrije Oskar. Groot is zijn verrassing wanneer die toch een huis en vrouw blijkt te hebben.
De beroemde schrijfster schuwt in dit verhaal de nodige 'deuren die plots opengaan' niet: veel gelukkige toevalligheden en ontmoetingen, voor de hand liggende griezeleffecten, dei ex machina, en een wel heel gelukkig einde. Maar in dat klassieke en stereotiepe kader vind je allerlei Lindgren-thema's terug: afkeer van geweld, de idyllische Zweedse zomers, het rijke plattelandsleven. Daarnaast is er veel humor en merk je ook Lindgrens intuïtieve aanvoelen van kinderdromen en angsten, wat het verhaal een meerwaarde geeft. De wensen en dromen van Rasmus worden belicht in interne monologen van de jongen of scènes waarin hij zijn dromen uitleeft (zo richt hij in een verlaten gehucht al spelend een knus huis in naar zijn wensen). Rasmus maakt ook een evolutie door, van het verlangen naar rijke ouders die hem alles kunnen geven wat hij in zijn leven als wees miste, tot de realisatie dat hij liefst bij Oskar wil zijn, die hem volop warmte en respect biedt. [Chris Bulcaen]
Verberg tekst