Mio, mijn Mio verscheen oorspronkelijk in het Zweeds in 1959. In 1973 verscheen De gebroeders Leeuwenhart en in 1981 Ronja de Roversdochter. Het is boeiend om deze drie werken met elkaar te vergelijken. Zo is er bv. een duidelijke evolutie waar te nemen in Lindgrens voorstelling van Goed en Kwaad. In Mio, mijn Mio gebeurt dit nog op een volledig gescheiden, dualistische manier. In Ronja de Roversdochter blijken Goed en Kwaad niet meer te scheiden van elkaar. De twee zitten in ieder mens, en het geluk ligt in de verzoening ervan.
In Mio, mijn Mio wordt nog heel duidelijk een lijn getrokken tussen "de realiteit" en "de fantasie- of droomwereld" waarin Mio verkeert. Toch lijkt Lindgren te suggereren dat Mio's avonturen zich in een droom afspelen. Zeker in het begin van Mio's verblijf in het Land in de Verte zijn er voortdurend aanwijzingen dat het hier om een droom- en fantasiewereld gaat, om de vurige wensdroom van een ongelukkig weesjong…
Lees verder
Mio, mijn Mio verscheen oorspronkelijk in het Zweeds in 1959. In 1973 verscheen De gebroeders Leeuwenhart en in 1981 Ronja de Roversdochter. Het is boeiend om deze drie werken met elkaar te vergelijken. Zo is er bv. een duidelijke evolutie waar te nemen in Lindgrens voorstelling van Goed en Kwaad. In Mio, mijn Mio gebeurt dit nog op een volledig gescheiden, dualistische manier. In Ronja de Roversdochter blijken Goed en Kwaad niet meer te scheiden van elkaar. De twee zitten in ieder mens, en het geluk ligt in de verzoening ervan.
In Mio, mijn Mio wordt nog heel duidelijk een lijn getrokken tussen "de realiteit" en "de fantasie- of droomwereld" waarin Mio verkeert. Toch lijkt Lindgren te suggereren dat Mio's avonturen zich in een droom afspelen. Zeker in het begin van Mio's verblijf in het Land in de Verte zijn er voortdurend aanwijzingen dat het hier om een droom- en fantasiewereld gaat, om de vurige wensdroom van een ongelukkig weesjongetje. Bosse, zo heette Mio vroeger, woont bij de strenge en liefdeloze tante Edla en oom Sixten. Tante Edla noemt de dag dat ze Bosse in huis nam een ongeluksdag, en oom Sixten praat nooit met Bosse. Het enige lichtpuntje in Bosses leven is zijn vriend Benka. Benka heeft een fantastische vader, die veel praat met zijn zoon, modelvliegtuigen bouwt, strepen zet op de keukendeur telkens Benka een paar centimeter is gegroeid... Wanneer Bosse in het Land in de Verte terechtkomt en Mio wordt, lijkt zijn vader de koning op de vader van Benka, een droomvader. En Mio's nieuwe vriend, Jum-Jum, lijkt heel erg op Benka. De moeder van Jum-Jum lijkt op de vriendelijke tante Lundin van de fruitwinkel, en Mio's witte paard met de gouden manen heeft dezelfde ogen als het oude brouwerspaard Kalle Punt, waar Bosse zo dol op was... Mio ontmoet in wezen enkel bekenden die in het Land in de Verte een volmaaktere vorm van zijn hebben bereikt. Dromen wij ook niet over mensen en dingen die wij uit ons dagelijks leven kennen?
Evengoed is in Mio's droomwereld het geluk niet compleet. Er is ook het Land Daarbuiten, en daar heerst de boze ridder Kato, die kinderen rooft en hen in vogels verandert, die mensen het hart uit het lijf rukt en vervangt door een van steen, die een leger van 77 zwarte bewakers heeft, die elke indringer oppakken en gevangen zetten. Natuurlijk wordt dit verschrikkelijke Kwaad, verpersoonlijkt door de ene figuur van ridder Kato, door Mio bestreden en vernietigd. Maar hij speelt het slechts klaar met de hulp van vele anderen, en hij heeft er zelfs heel wat toverkracht voor nodig. Dat dit niet zomaar een gevecht is tussen een jongetje en een boze ridder, blijkt uit de dramatiek waarmee Lindgren de ultieme vechtscène tussen Mio en ridder Kato beschrijft: "Een uur lang duurde het gevecht waarop duizenden en duizenden jaren was gewacht. ... Toen scheurde hij zijn zwartfluwelen wambuis open over zijn borst. 'Zorg dat je mijn hart treft!' zei hij. 'Zorg dat je recht door mijn stenen hart heensteekt! Het heeft daarbinnen al zolang pijn gedaan'".
En omdat verdriet of dood echt niet kunnen in het Land in de Verte, laat Lindgren Mio als "dodenopwekker" fungeren. Het dochtertje van de weefster is als betoverde vogel door het vuur verschroeid en gestorven. "Toen werd ik heel treurig. Milimani was terwille van mij gestorven. Alles was naar en verdrietig." Alle kinderen zingen een ontroerend lied voor Milimani, en willen het dode lichaampje achterlaten op het strand bij de zingende golfjes, waar ze nu eeuwig zal slapen. Maar Lindgren kon dit soort "werkelijkheid" niet laten gebeuren in Mio's nieuwe wereld. Wanneer Mio zijn mantel met sprookjesweefsel om het dode meisje wikkelt, slaat Milimani haar ogen op.
Ook aan het eind van het boek wil Mio nog eens extra beklemtonen dat hij echt niet zit te dromen op een bank in het Tegnérpark, zoals tante Edla waarschijnlijk denkt. Nee, hij is echt in het Land in de Verte, "... waar hij zijn vader de koning heeft, van wie hij zoveel houdt en die zoveel van hem houdt."
Net zoals in de meeste voorgaande boeken die in de 'Astrid Lindgren Bibliotheek' van uitgeverij Ploegsma verschenen, werden ook voor dit verhaal de illustraties vernieuwd. De illustraties van Els van Egeraat zien er een stuk aantrekkelijker en spannender uit dan de inmiddels verouderde pentekeningen van Ilon Wikland. Vreemd is dat Wikland nooit de vader van Mio of ridder Kato in beeld bracht, iets wat van Egeraat wel doet. Els van Egeraat kleurde haar pennenschetsen in met grijze aquareltinten, waardoor vele illustraties een stuk boeiender worden en er functioneler kan gespeeld worden met licht en donker en met schaduwen. Heel veel illustraties bevatten zo uiterst lichte en uiterst donkere partijen, wat de filosofie van het verhaal sterk benadrukt.
[Karin Van Camp]
Verberg tekst